Quantcast
Channel: Reacties voor Willy Van Damme's Weblog
Viewing all articles
Browse latest Browse all 5855

Reactie op België– Een andere geschiedenis door Eric Rosseel

$
0
0

Mijn oordeel over dit boek is niet bepaald positief. Ik vind het historici onwaardig. Beide auteurs focussen immers louter en alleen op hun streek van herkomst – Dumolyn op Gent en Brugge en Mampaey op het Waasland en dan ook nog op zijn eigen beroep als leerkracht. Ik ervaar het boek als een pose van elitaire intellectuelen (zeker Dumolyn) die zich geen raad meer weten met hun obsessie ‘marxist’ te zijn en aan de kant van de “onderdrukten” te staan (tot die onderdrukten de macht grijpen waarop ze meteen gedumpt worden – cf. wat er gebeurde wanneer de Vietcong in Zuid-Vietnam overnam en de Amerikanen in paniek moesten vertrekken). Dit is platte “ideologie” en “apologie” van het meest doorzichtige en eenzijdige soort (zoals de meeste, om niet te zeggen alle boeken, die de ‘proletarische uitgeverij” van EPO als seculiere missionaris uitgeeft).
Ik schreef over het boek op mijn blog het volgende:
“Over Jan Dumolyn & Tjen Mampaey België: Een geschiedenis van onderuit. Berchem, EPO, 2012. Een EPO-boek (m.a.w. reeds na 6 maand aangeboden door De Slegte, zoals blijkt als je even googelt). Geschiedschrijving van de ‘kleine man’ of de ‘gewone man’ versus koningen, vorsten, edellieden en andere machthebbers. De ‘kleine man’ omschreven als de ‘grote massa van stemlozen’, en in de Inleiding qua maatschappelijke ondergeschiktheid anno 2013 uiteraard gelijkgesteld met de ‘vrouw’. 1) De kleine mannen die in het boek in beeld komen, zijn in meer dan ruime mate leden van een geschiedkundig gezien sociaaleconomisch in belang winnende en dus niet echt stemloze maar juist wel politiek strijdvaardige bevolkingslaag. (Behalve de boeren misschien. Maar als de landbouwers door de eeuwen heen zelf de opbrengst per oppervlakte grond gestaag opdrijven, kun je moeilijk verlangen dat een zelfde aantal boeren het goed kan blijven stellen. Is dit niet wat we ‘vooruitgang’ noemen?) De eersten in de rij die opgevoerd worden, zijn de handwerkers van de stad Damme, die in 1280 in de pen kropen om hun ‘klacht’ over te maken aan hun vorstelijke soeverein, Robrecht van Béthune. De handwerkers eisten in de eerste plaats minder eenzijdig opgelegde geldelijke belastingen. Als simpele mensen zoals wij het al weten, horen geschiedenisprofessoren toch zeker te weten dat de ‘grote massa stemlozen’ in die eeuwen niet eens wist wat een pen was en ook geen geldelijke belastingen betaalde. Daarvoor diende je tot de betere stedelijke bevolkingslagen te behoren die geldelijke inkomsten hadden en in die zin ook belast konden worden. 2) Het gebruik van ‘statische’ gegevens in plaats van ‘dynamische evoluties’ is historici onwaardig. Het boek bevat zo meerdere data die slachtoffer worden van een bijzonder eenzijdige interpretatie. Voorbeeld: het aandeel van voedsel in de bestedingen. Een hoger aandeel van bestedingen aan voedsel en drank in het totaalpakket hoeft geenszins te betekenen dat men in armoede vervallen is. Het kán en zal ongetwijfeld dikwijls het geval zijn. Maar het kán ook andersom. Algemeen geldt dat wanneer de koopkracht stijgt, mensen eerst de bevrediging van bestaande in gewoonten vertaalde behoeften en verlangens zullen verfijnen vooraleer vrij spel te geven aan nieuwsoortige behoeften en verlangens, wat het aandeel van de bestedingen met betrekking tot deze behoeften in eerste instantie zal doen stijgen. Naast spek blijven eten gaat men niet op vakantie naar de Seychellen, maar in plaats van spek doet men zich tegoed aan veel duurder rundsvlees en in plaats van schraal bier drinkt men wijn. Voorbeeld 2: het hebben van schulden is niet zomaar een teken dat enkel en alleen verwijst naar een verlaagde levensstandaard en naar niets anders. Om schulden te maken moet je in heel veel gevallen kredietwaardig zijn. En krediet en leningen zijn evenzeer de uiting van in optimisme en toekomstvertrouwen gedane ‘investeringen’ als van nijpend koopkrachttekort. 3) De ‘kleine man’ kan je als begrip en concept niet los zien van zijn relatie met de ‘grote mannen’. De focus op een geschiedenis van de ‘kleine’ man levert evenzeer nepgeschiedenis als de visie op de geschiedenis als het werk van ‘grote mannen’. Het is hun wederzijdse relatie die geschiedenis maakt, geschiedenis zowel met een kleine letter als met een hoofdletter. Leg naast dit rijkelijk geïllustreerde EPO-boek het beruchte bittere pamflet ‘Listen, Little Man!’ (1948) [’Rede an den kleinen Mann’, 1945] van de voor de nazi’s én de Stalin-communisten én de psychoanalytische associaties gevluchte maar hopeloos verdwaald geraakte psychoanalyticus Wilhelm Reich (1897-1957). Dan vraag je je meteen af welke brok de stemhebbende auteurs als zelfverklaarde verdedigers en ‘politiek strijdvaardige’ voorhoede van de stemloze ‘kleine man’ in hun keel hebben. Dit EPO-boek verklankt geenszins de stem van de ‘kleine man’ maar deze van een schare intellectuelen waarvan het overgrote deel nog niet eens kan zeggen dat ze de borst hebben gekregen van een ‘kleine vrouw’ of hun zakgeld van een ‘kleine man’.”
Eric Rosseel
Antwoord:
Een snelle reactie.
Persoonlijk ben ik dus zeker minder negatief en zie het als positief in vergelijking met veel andere geschiedschrijving waar oppervlakkigheid troef is.

Er is ook niets mis mee om in dit boek een stuk over de onderwijzer te plaatsen. Het is niet omdat Tjen Mampaey onderwijzer was dat een stuk over dit onderwerp er niet zou in mogen. Ik vond het ook niet slecht.

Alleen het stuk over cultuur was naar mijn smaak niet goed. Daar bleef men in essentie hangen bij wat linkse intelligentsia mooi vinden en boeiend en ontbrak het aan een analyse. Ik heb trouwens van die voorbeelden die ik in mijn bespreking gaf steeds genoten. Maar ‘volkscultuur’ noem ik dat zeker niet. Dan had men beter de impact van een Eddy Wally en Bobbejaan Schoepen besproken.
Willy Van Damme


Viewing all articles
Browse latest Browse all 5855