Gezien haar functie? Schrijft haar functie dan voor dat ze zich met criminelen moet omringen?
Wie Cahen zegt, zegt niet alleen CIA, NATO, Mobutu, Philippe Rozenberg (Front National), Aerospatial/Agusta, en de maffioso Mogilevitsj, maar inderdaad ook Simonet. En wie Simonet zegt, komt al snel uit bij VdB, Kashoggi, Boas (ASCO), … Simonet’s vrouw (Marie-Louise Angenent) was trouwens medewerkster van Beherman-Demoen. En dan kom je al snel bij de leveringen van BDX-tanks aan Argentinië en Uruguay… terwijl haar echtgenoot braafjes licenties goedkeurde en mevrouw intussen commissies verzamelde (wapentraffieken van FN aan ondermeer Costa Rica, end-user certificates, …)
Men zegt dat Simonet bepaalde “structuren” zou hebben geactiveerd… via Cahen en zijn NATO-connecties… ESR, para’s, … en het hek was van de dam … De loden jaren ’80, weet u wel…
Dimitri Knudde
Antwoord:
Journalisten moeten berichten en bij het schrijven van hun verhalen indien nodig ook woord en wederwoord toepassen. Daarom ook hebben journalisten per definitie met iedereen contact, met de ‘goeden’ en de ‘slechten’, met de baron en met jan met de pet.
Het probleem is dat men bij die contacten steeds een evenwicht moet behouden en afstand nemen. Dit is niet gemakkelijk en teveel durven journalisten de mensen met wie ze contacten hebben, hun bronnen voor informatie, als puntje bij paaltje komt niet bekritiseren.
Dit uit schrik een persoonlijk (vriendschappelijk geworden) contact in gevaar te brengen of hun informatiestroom droog te leggen. En informatie verzamelen is de essentie van de stiel en de bron van inkomsten. Zonder informatie geen artikels en dus geen inkomen.
Het is hier dat zelfcensuur in regel ontstaat.
Maar zoals ik reeds stelde was een van mijn eerste journalistieke contacten op een ministerieel kabinet met Alfred Cahen. Het betrof een gesprek rond de contacten tussen de Chinese leider Mao Zedong en de Zaïrese/Congolese president Mobutu Sese Seko en diens politiek van Zaïrisering. Een boeiend verhaal trouwens.
En mijn onderzoek rond Superclub betekende ook dat ik contact had met iedereen die in dit dossier actief was, ook criminelen en mensen die me nadien voor de rechtbank sleurden. Tevergeefs trouwens.
De financiële directeur van Superclub Jan Maes eiste van mij 40 miljoen Belgische frank als schadevergoeding, poogde via druk de publicatie van mijn artikels te verhinderen en legde zelfs bij de onderzoeksrechter klacht neer.
Waarbij hij tijdens het onderzoek tevergeefs poogde mij in een val te lokken.
Desalniettemin ben ik voor het schrijven van mijn boek vijf maal met hem gaan eten in een der betere Dendermondse restaurants, vier maal op zijn kosten en eenmaal, op mijn aandringen, op kosten van de redactie.
En toen hij mij later belde voor informatie over zijn veroordeling in beroep – hij wist de datum niet meer – heb ik hem dat zonder aarzelen binnen de minuut gegeven. Maar die relatie correct houden vergt natuurlijk karakter.
En dat heeft niet iedereen.
Willy Van Damme